Die hand pakken, vertellen dat je niet weg gaat

door: Anoniem

Die hand pakken, vertellen dat je niet weg gaat

De eerste keer een overlijden meemaken is bijzonder. Zeker voor vrijwilligers. In dit verhaal durft de vrouw van de cliënt er niet bij te zijn. Daarom doet de vrijwilliger de begeleiding helemaal zelf. Zorgen voor rust. “Als er iets is, dan mag u het zeggen. Ik blijf hier zitten.”

“Ik heb één keer een meneer gehad, hij was een Fries en hij draaide echt zijn hoofd om als ik kwam. Hij is zelfs die nacht nog gestorven. Het was mijn allereerste overlijden waar ik bij was als vrijwilliger. Dat was een heel apart iets. Die man wilde niet dat er iemand kwam, maar zijn vrouw kon het niet alleen aan. Zij was zelf ook redelijk hulpbehoevend.

Ik ging naar hem toe, hij lag natuurlijk in bed, en ik wilde hem een hand geven. Maar hij draaide zijn hoofd al af. Ik heb hem dus niet aangeraakt. Ik zei: ‘Als er iets is, dan mag u het zeggen. Ik blijf hier zitten.’ Ik ben op de bank gaan zitten, een kleine drie meter afstand zat er tussen ons. En ik heb gewoon mijn krantje gelezen.

Hij begon een beetje te transpireren. Zijn vrouw had hem extra ingestopt. Ik vond hem er wel heel erg warm uitzien. Ook was hij erg onrustig. Achteraf was dat gedrag wel te verklaren natuurlijk, maar dat heb ik toen niet herkend. Ik had één kleed van hem afgehaald en toen heb ik even gewapperd met de dekens vanaf zijn voeten. En toen werd hij inderdaad rustiger.

Ik mocht, als ik het mij goed herinner, als hij om een uur nog onrustig was, de huisartsenpost bellen. Dan zouden ze nog iets komen toedienen. Ik heb dus echt gewacht, terwijl het bijna geen doen meer was. Tegen drieën ofzo hoorde ik een heel vreemd gezoem. Ik dacht: wat staat hier nu voor vreemd apparaat aan? Maar dat bleek dus uit de meneer zelf te komen. Het was een hele lage ademhaling. En ook zijn ogen veranderden iets, hij lag alsmaar naar boven te kijken. Ik heb toen geprobeerd hem aan te spreken, maar hij reageerde helemaal niet meer. Ook niet meer afwijzend. Toen om kwart voor vier vond ik het wel heel erg vreemd worden met zijn ademhaling. Het ging zo ontzettend traag en hij reageerde helemaal nergens meer op. Toen ben ik naar boven gelopen naar zijn vrouw en heb ik gezegd: ‘Sorry dat ik je wakker maak, maar ik zie dat het niet goed gaat met uw man, wilt u beneden komen?’ Want ik dacht: dit is gewoon het laatste stukje. En zij zei: ‘Oh nee, dat vind ik eng. Dat doe ik niet.’ Ik dacht toen: nou, dan moet ik het alleen doen. Ik zei: ‘Dan ga ik weer naar beneden, want ik wil niet dat uw man alleen is.’ Tenslotte ben ik daarvoor ingezet. En ik ben toen naast hem gaan zitten. Ik heb hem verteld dat ik naast hem zat en naast hem bleef zitten. Soms zeg je het gewoon hardop om jezelf ook gerust te stellen. En ineens kwam de laatste ademhaling en gebeurde er helemaal niets meer. En toen ben ik weer naar boven gegaan en heb ik tegen zijn vrouw gezegd: ‘Ik denk dat u nu toch echt beneden moet komen, want uw man is nu overleden.’ Toen heb ik haar geholpen met aankleden, want zij was helemaal zenuwachtig. En toen is ze beneden gekomen en ze is niet eens naast hem gaan kijken, ofzo. Ze is meteen aan de grote tafel op een stoel gaan zitten. Toen heb ik de schouwarts gebeld en die kwamen een uurtje later. Zij heeft toen wel zelf haar eigen dochter gebeld. Die is ook na ongeveer een uurtje gekomen, ze moest nog wel een stukje rijden.

Toen die dochter er was hebben wij hem nog een broek aangedaan. Het was niet haar eigen vader. Maar zij vond het een heel vervelend idee, als hij met blote benen de deur uit moest. Ik zeg: ‘Goh, daar zou ik zelf nooit aan gedacht hebben.’ Dus we hebben een pyjamabroek gevraagd en die hebben wij aangedaan. Dat was echt eigenlijk wel heel erg leuk weer.

Ik vond het wel heel apart zo. Maar ik dacht ook: het is maar goed dat ik wel gebleven ben. Ook al was ik niet welkom. Zijn vrouw was er dolgelukkig mee natuurlijk, dat ik er was. Ik vond het niet eens zo heel lastig. Ik kan mij voorstellen dat die man geen vreemde in huis wil hebben. Ik kan het mij wel indenken. Maar ik blijf toch. Ja, als hij had gezegd ‘Mijn huis uit’, dan was het weer wat anders geweest. Maar, ik was er op verzoek van zijn vrouw en ik kon dus gewoon blijven zitten. Ik moest alleen maar zorgen dat hij niet zijn bed uitging. En als hij niet rustig was dan zou ik huisartsenpost moeten bellen. Dat waren eigenlijk de instructies. Ik vond dat ook niet vervelend. Ik dacht: naja, als jij niet wil, dat kan ik mij ergens wel voorstellen.

Hij had toch wel wat nodig en dat accepteerde hij wel. Dat ik bij hem dan toch wel een beetje warmte weg kon halen, want hij had het gewoon benauwd. Ik zag dat hij zo plukkerig was. En achteraf denk je: ja, dat is echt het gedrag voor het overlijden. Maar ik had dat dus niet herkend. Ik heb ook niet zijn coma herkend. Pas op het allerlaatste natuurlijk. Ik zag dat die man het erg warm had en ik zag al die dekens. En het was een hele grote man, hij vulde het bed helemaal vanaf het hoofd tot het voeteneind. Hij had ook gewoon letterlijk weinig speelruimte.

Het was zeker een spannende situatie. Zeker toen zij niet beneden wilde komen en ze zei: ‘Nee, dat vind ik eng. Dat wil ik niet.’ Wie doet dat nou? Ze kon er niet tegen. Ik vond het heel erg raar. Maar ja, wie ben ik om daar verder iets van te vinden. Ik ben in hun huis. Zij had de regie.”

 

Nog geen reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Uw reactie verschijnt na goedkeuring door onze redactie. U ontvangt een mail als uw reactie is geplaatst.