Niet ziek, maar versleten: sterven op hoge leeftijd

door: André Zandbelt

Niet ziek, maar versleten: sterven op hoge leeftijd

Vrijwilliger André blijft een paar nachten waken bij een oude man. Het is een ‘gekreukeld mannetje’ van 102 jaar oud. Hij is warrig, maar vindt het fijn om thuis te kunnen sterven. In een vertrouwde omgeving. “Ik hoef maar weinig te doen. Z’n lippen een beetje vochtig maken.”

Een paar jaar geleden waakte ik vier nachten bij een man van 102 jaar. Hij was niet ziek door kanker of zo. Hij was gewoon versleten, finaal óp.
De man had zeven kinderen. Bij zijn trouwen had hij een eigen huis gebouwd, 100 meter van zijn ouderlijk huis. Toen zijn vrouw na bijna 60 jaar huwelijk overleden was, kwamen zijn jongste zoon en diens vrouw in zijn huis wonen, terwijl ze voor hem een uitbouw maakten aan het huis,  met ook een eigen voordeur.

Zijn schoondochter en man bleken met de jaren heel gek met hun (schoon)vader en zeiden tegen hem: ‘Wie gaot er alles an doon, dej tot op ’t ende hier kunt blieben woon’n in oe eigen huus.’ En dat deden ze nu al heel wat jaren, want vader werd dus heel oud…

De eerste avond dat ik kwam, stond de zoon me al op te wachten in de sneeuw. ‘Mooi det ie d’r vannacht bint! Wie beiden warkt allebeije nog, dus dan muj ok wel ‘ns een nacht goed deur kunnen slaopen.’ Ik zag een camera en een babyfoon die dienst hadden gedaan in afgelopen nachten, maar nu was dit toch niet meer genoeg.

De man lag in zijn eigen 2-persoonsbed, een foto van zijn vrouw boven de kant in bed waar ze altijd naast hem had gelegen. Op het nachtkastje: zijn pet, zijn bril en een setje hoorapparaten in een glas. Er was een schraal lichtje aan in de kamer.

Ik kon plaatsnemen in zijn woonkamer. Daar stond het hoog-laagbed geparkeerd, nog onbeslapen, te wachten of ’t nog dienst zou moeten gaan doen. Op de tafel lag een dik fotoboek van toen hij honderd was geworden, en een iets dunnere van toen hij honderd-en-een werd. En er lag een prachtig boek van de Diabetesvereniging. Twee huisartsen hadden voor de Diabetesvereniging tien mensen geportretteerd die de honderd hadden gehaald: wat hun patroon van leven was in de dagelijkse dag én hoe ze ’t leven opvatten, hun kijk op het leven. En hij stond daar dus ook in geportretteerd: een 6-tal pagina’s vol prachtige foto’s uit zijn laatste jaren, met mooie citaten uit het interview met hem.

‘Kiek t’r ma gerust in !’, zei de schoondochter, ‘dan hebbie tenminste een betje idee van mien schoonva.’ Een bijzondere ervaring voor mij: ginds ligt in zijn slaapkamer een gekreukeld en versleten mannetje in bed, en ik zit hier en krijg in kleurige foto’s en mooie citaten een beeld van zijn leven van de nu aflopende jaren, zijn levendige ogen…

Wat is mijn rol in deze nachten ? Ik hoef maar weinig te doen. Z’n lippen een beetje vochtig maken af en toe. En natuurlijk waken, goed waken…of ik hem misschien hoor roepen. Ik houd de deur voldoende open om hem goed te kunnen horen.

Ik hóór hem in zichzelf praten, een beetje brabbelen ook, want hij is inmiddels ook aardig warrig geworden : letterlijk zijn horen en zien hem nu zo goed als vergaan…

‘Waor bin ik noe ?’ hoor ik hem een paar maal roepen. Ik naar hem toe.
‘Ie bint in oe eig’n huus!’
‘Bin ik in mien eig’n huus ?’
‘Jao, det bin ie, ie bint in oe eigen huus en ie ligt in oe eig’n berre ! Zeker en gewis!’
Ik weet hem met herhaalde verzekering op deze twee voor hem zo belangrijke punten gerust te stellen. Dat blijkt immers, want hij valt na tien minuten weer in slaap. Dezelfde dialoog zal zich nog een paar maal die nacht herhalen… En ik steeds dichter bij zijn falende oor:
‘Ie bint in oe eig’n huus en ligt in oe eig’n berre !’
En gelukkig vertrouwt hij mijn toch vreemde stem, veilig genoeg blijkbaar om weer in slaap te vallen.

’s Morgens tegen zessen komt schoondochter op kousenvoeten en in badjas meteen even kijken en horen hoe de nacht is geweest, nog voordat ze een boterham eet en naar haar werk gaat. Het ontroert me elke morgen weer om te zien hoe ze dat doet.

Na mijn vierde nacht is de man overleden.

Als we met ons vieren op condoleancebezoek komen, ligt hij op zijn eigen bed opgebaard, nu mét de pet op. Op het nachtkastje nog z’n oude leesbril en z’n horloge dat misschien nog niet stil is blijven staan…
In de grote krentenwegge die schoondochter ons bij de koffie serveert, ligt haar en haar man’s grote dankbaarheid besloten: dat wij het mee mogelijk hebben helpen maken dat ze hun vader en schoonvader echt tot het end toe in z’n eigen huis hebben kunnen houden om er ook te sterven.

‘Wat zul wie ‘m nog missen bie de koffie !’ , zegt schoondochter.
‘Het was zien trots om dan nooit te lang te blieb’n hangen ma um op tied weer trugge te gaon neu de eig’n veurdeur van zien huus, buutn umme !’

Nog geen reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Uw reactie verschijnt na goedkeuring door onze redactie. U ontvangt een mail als uw reactie is geplaatst.