Na elkaar twee geliefden verliezen: ‘Waarom, God? Waarom?’

door: Wynette

Na elkaar twee geliefden verliezen: ‘Waarom, God? Waarom?’

Geestelijk verzorger Wynette raakt in korte tijd haar vader en broer kwijt aan de gevolgen van kanker. Opeens staat alles in haar leven op losse schroeven. Hoe heeft zij die periode van afscheid, verlies en rouw ervaren? Dit is haar persoonlijke verhaal.

Ik werk inmiddels ruim 13 jaar als geestelijk verzorger in de gehandicaptenzorg. In die jaren heb ik vanuit mijn functie veel met lijden en sterven te maken gehad. Ik ben bij veel uitvaarten betrokken geweest, heb veel mensen ook persoonlijk mogen begeleiden in hun verdriet. Ik heb zelfs diverse gastlessen mogen verzorgen over rouw en mensen met een verstandelijke beperking. Dus de theorie is mij bekend. De praktijk voor een groot deel ook. Dacht ik. Want dat alles heeft mij niet voor kunnen bereiden op de impact van het verlies van een dierbare. Ik ging kapot. Mijn wereld stond op zijn kop. Zal ook nooit meer hetzelfde worden…

Ik weet nog dat mijn vader naar de dokter ging. Hij had griep gehad en hield zo’n vervelend hoestje. Toch maar eventjes na laten kijken. De uitkomst was verpletterend: longkanker. Een tumor in de rechterlong ter grootte van een tennisbal. En uitzaaiingen. Maar daar konden ze wel wat aan doen. Er volgde een intensief traject met chemo’s en bestralingen. Uiteindelijk nog een operatie, waarbij de rechter longkwab werd verwijderd. Artsen waren tevreden. Herstel kon worden ingezet. Dat is echter één kant van het verhaal. De meeste nuchtere. Want dan hoef ik het niet te hebben over die achtbaan van emoties. Het leven tussen hoop en vrees. Want wat was het ingrijpend, soms zelfs leven op het randje van de dood. Dan zaten we weer op de spoedeisende hulp, als een soort laatste wanhoopsdaad. En dan werd hij wonderwel weer opgeknapt. Onbegrijpelijk. Er viel geen lijn op te trekken, zo grillig als die ziekte is. En dat gold eigenlijk ook voor de behandeling.

Mijn vader hield veel klachten over. Vooral pijn. Er bleken ribben gebroken, een ruggenwervel ingezakt, osteoporose. Slikproblemen door littekenweefsel in de slokdarm als gevolg van de bestralingen. We bleven dus af en aan het ziekenhuis bezoeken. Voor nieuwe onderzoeken, ingrepen. Er ontstond zelfs een bloeding, maar daar waren ze gelukkig net op tijd bij. Pas nu ik erop terugkijk, denk ik: we hebben voortdurend op onze tenen gelopen. De grootste dreiging leek voorbij, maar al die tijd kwam er nooit de rust – er waren altijd nieuwe schokgolven. Nieuwe onrust. Wat nu weer?

We kwamen wekelijks met hem in het ziekenhuis. Zaten zelfs grapjes te maken over de parkeerkosten en dat ze wel eens korting mochten geven aan trouwe klanten. Terwijl we met mijn vader zaten te wachten op bericht van een professor, die mogelijk nog wat aan de slokdarm kon doen, belandde mijn broer in het ziekenhuis. Volkomen onverwacht. Wat benauwdheidsklachten en de huisarts stuurde hem door voor een foto. Klaplong. Hij kon meteen in het ziekenhuis blijven. Het kon echter nog erger: want in de grote hoeveelheid vocht die afgedreven werd, bleken verkeerde stoffen te zitten. Al snel volgde de verpletterende diagnose: longkanker, uitgezaaid, ongeneeslijk. Het was hem totaal niet aan te zien! Niets had ons hierop voor kunnen bereiden. Ze gaven hem nog zes maanden, maar met behandeling hoopten ze dat op te kunnen rekken tot elf. Mijn broer koos voor de behandeling. Ik weet nog goed dat ik hem opzocht in het ziekenhuis toen hij zijn eerste chemo kreeg. Het was zomer. Hij lag boven op het dek, lekker zongebruind, korte broek aan. Helemaal mijn broer. Naast zijn bed een infuuspaal met een zak met doorzichtige vloeistof. Zo op het oog heel onschuldig. Maar dat was het natuurlijk niet. Hij zou al snel zieker worden. Alsof de behandeling hem ziek leek te maken. En na drie maanden zei de dokter dat ze niets meer voor hem konden doen. Binnen een week kwam hij te overlijden. Bizar. Nog steeds. Als ik daaraan terugdenk…

Ondertussen ging mijn vader nog steeds ziekenhuis in ziekenhuis uit. Er was sprake van een operatie, maar er moesten nog foto’s gemaakt en daarop was een vlekje zichtbaar. Dat hoefde niet ernstig te zijn, kon op een ontsteking duiden. Dus er volgde een flinke antibioticakuur, maar helaas kreeg die dat vlekje niet weg. Opnieuw longkanker. Opnieuw behandelingen. Opnieuw de spanning of het allemaal goed zou gaan. Lichamelijk was mijn vader een stuk minder sterk. Dat leidde tot nieuwe klachten en zorgen. Er werd besloten om de laatste chemo maar voor 75% in te zetten. Binnen een week belandden we weer op de spoedeisende hulp. De arts was geschokt toen hij mijn vader zag. Maar opnieuw wisten ze hem op te lappen. En opnieuw leek de ziekte onder controle. Maar binnen een paar maanden zou het opnieuw toeslaan.

Precies twee jaar nadat mijn broer de diagnose kreeg, kreeg mijn vader het bericht: longkanker, uitgezaaid, ongeneeslijk. Hij koos in eerste instantie nog voor een behandeling. Maar meteen de eerste chemo was al zo heftig, daar ging hij bijna aan onderdoor. Zijn lijf kon het gewoon niet meer aan. En dus besloot hij uiteindelijk zelf te stoppen met de behandeling. Hij heeft nog drie maanden geleefd.

Mijn broer en mijn vader; dezelfde diagnose, in dezelfde maand vastgesteld (mei), in dezelfde maand overleden (augustus) – met 2 jaar verschil. Mijn broer overleed in 2016, mijn vader in Waarom? Waarom zij? Waarom wij? Waarom weer? Waarom zo? Waarom, God, waarom? Zoveel vragen. Zoveel verdriet. Ik kon het wel uitschreeuwen. Maar antwoord kwam er niet. Mijn wereld verging. Ik kan het niet anders verwoorden. Er stond niets meer overeind. Het beeld van een aardbeving blijft voor mij het meest passend. Daar zat ik, op de puinhopen. Alles weggevaagd, kapot. Dan moet je overeind komen en gaan puinruimen. Ontdekken wat er tussen de brokstukken nog over is. Of er voldoende fundament is om verder te gaan, of dat je iets heel nieuws moet gaan beginnen. Dat is erg confronterend en kost ontzettend veel energie. Alleen al het zetten van die eerste stap. Want: waar moet je beginnen?!

Ik was ook bang dat ik mijn werk niet meer zou kunnen doen. Want wie had ik nog troost te bieden? Hoe zou ik nog iemand bij kunnen staan, als ik zelf meer vragen dan antwoorden bij het leven heb? Als mijn geloof in God en in het leven ineens op losse schroeven is komen te staan? Dat vraagt vertrouwen. Iets wat ik zelf niet volop had, maar wat mijn (werk)omgeving wel in mij leek te hebben. Ik kreeg ook de ruimte om bij een aantal taken minder intensief betrokken te worden. Het begeleiden van anderen in hun rouw heb ik even aan collega’s over kunnen dragen. En gaandeweg kwam er langzaam toch ruimte om dat zelf weer op te pakken.

Het is nu 2020 en ik merk dat mijn vragen minder dringend zijn. De behoefte aan antwoorden is ook minder groot aanwezig. De eerste scherpe kantjes zijn van het verdriet. Natuurlijk mis ik ze. Had ik ze graag nog om mij heen gehad. Maar ik merk ook dat ik erg kan genieten van de herinneringen van ons samen. Heel veel uitspraken, muziek of situaties associeer ik met mijn broer of met mijn vader. En daar kan ik volop van genieten. Dankbaar voor al die herinneringen!

Antwoorden heb ik niet. Nog steeds niet. En toch denk ik dat mijn eigen ervaringen verrijkend zijn voor mijn werk. Dat ik voor anderen van betekenis kan zijn in hun rouw, juist ook als er geen woorden zijn die recht doen aan het gemis. Ik weet immers hoe dat is…?

Nog geen reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Uw reactie verschijnt na goedkeuring door onze redactie. U ontvangt een mail als uw reactie is geplaatst.