Zij had heel veel pijn en jij kan het niet oplossen

door: Anoniem

Zij had heel veel pijn en jij kan het niet oplossen

Pijn, onrust, woede: de meeste gasten in het hospice ervaren heftige emoties. Hoe gaan vrijwilligers daarmee om? Is daar eigenlijk wel een antwoord op te geven. “Je voelt je machteloos. Echt, héél erg machteloos. Want je kan zo weinig doen.”

“Er was een mevrouw en die was heel ziek, zij had héél veel pijn. Iedere keer riep ze: ‘Oh Wil, Wil, Wil.’ En dan greep ze mij om de nek en begon ze te vertellen over de kleinkinderen: ‘Twee weken geleden was ik nog aan het oppassen en nu heb ik eierstokkanker.’

Ze had heel veel pijn en kon niet plassen. En dan zei ze: ‘Nu zeggen we niets meer.’ Ze had morfine gekregen,  maar dan kwam er weer een pijnscheut. ‘Oh Wil, Wil, Wil. Ik moet je nog één ding vertellen.’ En dan begon ze weer. En dan zei ik: ‘Het is goed. En nu komt het goed, want uw zoon en kinderen komen en het gaat allemaal goed.’’Nu zeggen we niets meer.’ ‘Nee, nu zeggen we niets meer.’’Oh, oh, oh, oh. En ik moet nog één ding vertellen.’ En zo ging het maar door en dat was zo moeilijk. Haar partner die liep op een gegeven moment weg, hij kon er niet meer tegen. En toen was de verpleegkundige er eindelijk en die ging dan eindelijk een nieuwe katheter er inbrengen, die zat helemaal verstopt. Ze kon nu eindelijk urineren. Aan het einde van mijn dienst ging eindelijk die morfine werken en zei ze: ‘En nu ga ik dan écht slapen.’ ‘Ja, doe maar. Ik blijf bij je zitten. Ga nu maar echt slapen. Straks komen de kinderen.’ ‘Oh, daar ga ik niet op wachten.’ Ik zeg: ‘Nee, dat hoeft niet. Ik zal ze straks zeggen dat u op ze hebt gewacht.’ Wat een dienst was dat zeg! Dat steeds iemand om je nek heen hangt en zegt: ‘Oh help, help, help.’ En dan: ‘Nu praten we niet meer.’

Ik ben echt vier uur bij haar geweest. Er was ondertussen een collega die afscheid nam, maar die heb ik helemaal niet gedag gezegd, want ik wou niet weggaan. Pas tot ze echt in slaap was. Ze zou gesedeerd gaan worden, maar dat kon niet omdat ze zoveel pijn had. Dat was niet te behappen. Toen uiteindelijk die nieuwe katheter geplaatst was en eindelijk de urine uit de blaas was, want dat gaf natuurlijk ook een ontzettende druk, toen pas kwam eindelijk die rust. Ik dacht: ‘Als ik nu mijn hand uit haar hand trek, dan wordt ze weer onrustig.’ Iedere keer als ik iets bewoog dan greep ze mij vast.

Ja, dat was heel heftig. Ten eerste om te zien dat zij pijn heeft. En ze stond nog zo in het leven. Als je dan hoort van de dokter: ‘U gaat gesedeerd worden, u gaat slapen en dan duurt het nog een paar dagen…’ Maar dat ze ondertussen nog in het leven stond. Twee weken geleden paste ze nog op haar kleinkinderen. En ze was boos op haar partner want die moest ze ook loslaten, die had ze pas twee jaar. En wat een groot ding is het sterven dan eigenlijk. Want het is definitief. Dat soort dingen dat grijpt je aan, want ik pas ook op mijn kleinkinderen. En dan denk ik: ‘Jeetje, het zal je gebeuren.’ Dan betrek je het ook een beetje op jezelf. En je voelt je machteloos. Echt, heel erg machteloos. Want je kan zo weinig doen. Bij anderen kan je er zijn, je kan iets betekenen. Maar bij deze mevrouw kon dat niet. Dat is héél lastig. Je denkt: ik kom hier even dit regelen, ik kom hier even ‘zijn’. Dat leer je op de trainingen allemaal. Maar dat is niet altijd zo hoor. En ik weet ook niet hoe ik dit anders had kunnen doen.

Je moet het naderhand ook wel weer loslaten als je naar huis gaat. Meestal praat je dan nog even met je collega’s daar nog een poosje over. Dat is ook heel belangrijk. Ik ben toen ook nog even gebleven en heb ik daarover gepraat met de nieuwe dienst. Daar heb je wel wat aan. Dat lucht op. Je moet het wel weer loslaten zelf. Ja, dat was een hele heftige dienst, ontzettend.”

De gebruikte namen zijn om privacyredenen gefingeerd. 

Nog geen reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Uw reactie verschijnt na goedkeuring door onze redactie. U ontvangt een mail als uw reactie is geplaatst.