Sommige zieke vaders wens je een boksbal toe

door: Anoniem

Sommige zieke vaders wens je een boksbal toe

Zorg ontvangen is soms moeilijk. Deze vrijwilliger ziet hoe een vader van twee jonge kinderen zijn ziekte ontkent. De omgang met vrijwilligers verloopt lastig. Maar ook in het hospice zijn er grenzen. “Je zou wensen dat die man ergens zijn emoties kwijt kon.”

“Er was een man. Dat was de vader van een vriendin van mijn dochter, een jonge man. Die man was niet ziek, stelde hij voor zichzelf vast. Hij was wel in het hospice. Hij liep met een appel gewoon ’s middags weer even het hospice uit. Hij was ook eigenlijk niet van plan om te vertellen waar hij heenging. Het hospice was wel verantwoordelijk voor hem. Dat heeft een hele tijd geduurd. Dat vond ik wel heel moeilijk. Je weet wel, deze man is heel ziek. Zwaar leverkanker, hij werd ook steeds geler. Maar we gaan daar niet op in. Alles in de hand. Alles in de controle.

Hij kon je ook wel toesnauwen. Dan had je zo lang niets gehoord en dan kwam je op die kamer. En hij werd ook wiebeliger. Op een bepaald moment liep hij niet meer zomaar naar buiten. Ja, en dan denk ik ook van verdikkeme, straks ligt hij er. Hij riep dan: ‘Als het nodig is, dan zeg ik het wel!’ Ja, hij kon zeer tekeergaan.

Ik vond het moeilijk, omdat ik de man toch wel een beetje kende. En uiteindelijk heeft de coördinator het toch wel opgepakt en gezegd dat er wel grenzen zijn in het hospice. Dat vond ik ook wel belangrijk hoor. Het was ook niet iets wat ik alleen vond, maar meerdere mensen. Dan heb je het er met elkaar over, van: ‘Oké, wie neemt deze gast?’ Wij verdelen de gasten. En dan was het van: ‘Oh, mag het nu even niet? Want de vorige keer ben ik zo uitgekafferd.’ En er was altijd wel iemand die zei: ‘Oh, geef mij maar hoor.’ Ja, meestal dan nam ik hem dan toch wel.

En ik kon dan zijn studenteneten klaarmaken. Ik bakte zijn studenteneten samen met zijn kinderen. Dat was wat hij at in zijn studententijd. In een pan met witbrood in stukken, roggenbrood, grote stukken tomaten, stroop. En ui. En dan uiteindelijk tik je er drie eieren over kapot en dan wordt het natuurlijk één grote brei en dat stolt wat. Dat haal je dan uit de pan en doe je er tomatenketchup bij. Perfect. De eerste keer heb ik dat met hem samengedaan. Toen wilde hij dat klaarmaken, wiebelend en al. Hij zou dat even doen. ‘Ja maar, Erik, ik vind het wel prettig als wij dat samendoen.’ ‘Nou, is dat nodig?! Alles wordt hier gecontroleerd.’ Ik zeg: ‘Je hebt helemaal gelijk. Dat is ook zo. Maar dat moet ook wel, want het is met vuur en er liggen nog vier mensen.’ En dat ging wiebelend. Het was een soort balanceren. Daar een ei en dan vroeg je heel voorzichtig ‘Moet dit erbij?’ ‘Nee! Dat moet helemaal niet!’, riep hij dan. Voor mij was het wel altijd van; hoe ben ik als ik aan het einde van het leven ben? Misschien trap ik dan ook wel tegen het leven aan? Dat weet ik niet. Dat zou heel goed kunnen. Dat was voor mij wel dat punt. Ik word er niet kwaad om, maar op een bepaald moment merkte ik dat, hoe rustiger ik werd, hoe pissiger hij. En toen heb ik gezegd: ‘Of wil je graag dat ik ook even schreeuw? Of even venijnig ben? Dat kan hoor. Je kunt het krijgen in een doosje.’ En dan moest hij toch wel wat grinniken. ‘Want ik wil mij er niet mee bemoeien, maar het is wel gevaarlijk.’ ‘Ja, ja, ja, ja’ zei hij dan. ‘Vind je het goed als ik de pan en de schaal met het eten mee neem? Dan mag jij de borden en het bestek.’ ‘Ja, ja, oké.’ En dat deed hij dan wel.

Zo ziek die man, zo ziek. En de laatste vier dagen was er een ommekeer. Toen was de strijd gestreden. Ik had het hem wat eerder gegund. Ik had het hem zo graag eerder gegund. Die man heeft beslist een heel moeilijk leven gehad ook. Maar, waarom moet het einde dan zo ontzettend zwaar zijn? Maar hij wou het er niet over hebben. Het maakt voor mij niet uit, daar gaat het niet om. Maar er kwam geen… Het duurt zo lang. En je hebt dan ook iets van de eigen tijd afgenomen daarmee. Met zijn kinderen. En uiteindelijk ging het heel goed hoor, absoluut, maar toch. En dat vond ik moeilijk. Dat nam ik ook wel mee naar huis. Het is niet aan mij en ik ben ook niet degene die dat moet gaan doen. Maar je zou wensen dat die man ergens zijn emoties kwijt kon. Dat hij ergens tegen een boksbal aan zou rammen of iets. Maar hij praatte gewoon nauwelijks. Dat nam ik wel mee. Ik kan daar niets mee, maar voor hem had wel zoiets van verdikkeme, dit hoeft niet. Het is al zo zwaar, waarom? Gun het jezelf nu toch. Ja, die man had het echt heel zwaar. En hij wist dondersgoed dat hij heel ziek was. Maar hoe lang hij toch nog alles zelf wilde doen. Je wordt zo moe van aan- en uitkleden, laat iemand je even helpen. Maar, nee, nee. Alles zelf.”

Nog geen reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Uw reactie verschijnt na goedkeuring door onze redactie. U ontvangt een mail als uw reactie is geplaatst.